Op een dag was Maria aan het kuisen toen er plots een engel verscheen. Ze schrok, de engel zei: Vrees niet ik ben gezonde door god, mijn naam is Gabriël. Ik kom een boodschap brengen. Je zult een zoon krijgen, je moet hem Jezus noemen. De engel verdween. Maria dacht de rest van de dag aan het geen ze tegen Jozef zou zegen. Ze besloot om voorlopig niets te vertelen.

Jozef merkt dat Maria een kindje verwachte. Omdat hij haar geen pijn wilde doen, wilde hij stiletjes weg gaan. Tijdens zijn middagdutje had hij echter een vreemde droom. Hij droomde over een engel die zei: blijf bij je vrouw want ze verwacht een kind van de Heilige Geest. Noem het kind Jezus want hij zal het volk tot God verzoenen. Toen werd Jozef wakker.

In die tijd was August keizer. Hij gaf aan alle mensen het bevel om zich te laten inschrijven in een register. Dit moest gebeuren in het dorp van waar de familie van de man afstamde. Bij Jozef was dit Betlehem. Jozef en Maria gingen er na toe met hun ezel. Maria moest bijna haar kind op de wereld zetten. Jozef zocht naar een slaapplaats maar vond er geen. Tot ze aan een stal kwamen. Daar zette Maria Jezus op de wereld.

Op het zelfde moment zaten er herders ergens in een veld rond een gezellig kampvuur. Ze praatte wat en legde af en toe een kaartje. Plots zagen ze een engel. "Ik ben een boodschapper van God" sprak hij. "Ik kom zegen dat er in de stal vlakbij, een kindje is geboren. Het is de leider van Godsvolk." Er verschenen ineens meer engelen die een lied zongen. Dan was alles weer stil. De herders gingen opstap. Ze vonden snel de stal. Een herder gaf aan Maria een pels, een andere herder een kan melk en weer een andere iets anders. Zo gaven alle herders een geschenk. Ze bleven een hele nacht in de stal.

Ergens ver weg waren er drie koningen. Ze zagen een hele grote ster die verplaatste. De koningen wisten dat het een koningsster was. Ze besloten om de ster te volgen. Na een hele lange reis kwamen ze in Betlehem aan. Daar stond de ster stil boven een stal. De koningen gingen de stal binnen. Daar zagen ze Maria, Jozef, Jezus en de herders die noch maal een bezoek brachten. De koningen vroegen waar de toekomstige koning was. Jozef zei dat het Jezus was en hij wees naar een kribbe die tussen Maria en hem stond. Er lag een baby tussen het strooi gewikkeld in doeken. Toen vroegen de koningen waarom het kindje koning zou worden. Daarop antwoordde een van de herders dat Jezus koning zal worden van Godsvolk. Toen gaven de koningen hun geschenken. Dit waren zeer kostbare geschenken zoals goud en mirre. De koningen bleven een hele tijd in de stal.